In gesprek met Paul Vermeulen, het brein achter het masterplan voor de nieuwe Slachthuisbuurt

Het slachthuis. Meer dan honderd jaar lang stond dit stukje Antwerpen aan het Lobroekdok bekend om Den Abattoir en de vele vleesverwerkende bedrijven errond. In 2006 sloot het Stedelijk Slachthuis voorgoed de deuren, en in de nasleep daarvan ook het gros van de ondernemingen op het terrein. Wat achterbleef waren een handvol vleesrestaurants, twee grote lege hallen en de herinnering aan ‘wat ooit was’.

Tot Stad Antwerpen met het idee kwam om de buurt een nieuw elan te geven en opnieuw te laten uitgroeien tot een bruisende trekpleister waar horeca en handel floreren en waar mensen zich thuis voelen. Een gezellige buurt naar het hart van de Antwerpenaren, quoi.

Het brein achter de gloednieuwe buurt werd de Gentse architect Paul Vermeulen (61) van De Smet Vermeulen architecten, die samen met het Rotterdamse bureau Palmbout Urban Landscapes het masterplan voor de nieuwe buurt uittekende. Hoe hij tot het uiteindelijke plan kwam en waar hij zijn inspiratie haalde? We vroegen het hem op de man af.

Kunt u het ontwerp voor het masterplan in grote lijnen omschrijven?

“Het masterplan voor Slachthuis is eigenlijk het ontbrekende deel van de wijk den Dam. Den Dam is vele jaren maar een halve wijk geweest. De wijk heeft een groot gat in het midden: een kleine industriële kern rondom het vroegere slachthuis. Ons masterplan wil dat gat opvullen en op die manier de wijk de kans geven om opnieuw aan elkaar te groeien en één geheel te worden. Het doel van het masterplan is dus om er opnieuw een hele wijk van te maken, met nieuwe straten, pleinen en veel groen.

Welke gevolgen heeft dat gehad voor het ontwerp?

“Het ontbrekende stuk in het midden moet een voortzetting zijn van wat er al staat. We hebben daarom rekening gehouden met de bestaande ietwat volkse structuur van ruwe bouwblokken en verschillende bouwmaten. We wilden de aanblik van de buurt doortrekken en daarom hebben we een plan met verschillende bouwblokken uitgetekend.”

Welke zijn de basiselementen van uw plan?

“We hebben het masterplan opgebouwd rond twee bestaande elementen die kenmerkend zijn voor de buurt. Enerzijds de bekende slachthuishallen, die een hele geschiedenis hebben maar ook gewoon hele stevige en kenmerkende gebouwen zijn. Anderzijds heb je de levendige kern aan de Lange Lobroekstraat, met een heleboel restaurants die leefden van de nabijheid van het slachthuis, maar ook op zich een bekende plek in Antwerpen waren. Het masterplan is zo opgevat dat de bekende hallen een landmark van de buurt blijven, maar ook dat de restaurants heropleven en een levendige kern van de buurt worden.”

Een andere belangrijke pijler in het plan is meer groen voor de buurt. Klopt dat?

“Absoluut. Het inbrengen van groen heeft een grote structurerende rol gespeeld. Momenteel is er simpelweg te weinig groen in de buurt. Daarom voorzien we bijna 40.000 m2 nieuwe groene publieke ruimte: parken, speelzones, wandelstraten met bomen, gebouwen met extra buitenruimte en binnenpleinen. Waar nu nog de Kalverstraat ligt, leggen we de Kalverwei aan, een centraal buurtpark met speel- en sportplekken en veel vrij invulbare ruimte voor allerhande vormen van ontmoeting. De Kalverwei wordt het hart van de wijk en krijgt verschillende groene uitlopers die door de wijk vloeien. De nieuwe woningen en nieuwe straten komen erop uit.”

“We hebben ook afgesproken dat alle woningen grote en kwalitatieve buitenruimtes moeten krijgen. Soms zitten die aan de buitenkant van de bouwblokken, maar soms ook aan de binnenkant, afhankelijk van waar de beste zonnekant is.”

De wijk krijgt dus zijn eigen groene invulling, maar zal ook tussen twee grote groene polen van de stad liggen.

“Klopt. Aan de overkant van de spoorweg ligt het fantastische Park Spoor Noord. Door de werken voor Oosterweel zal ook het Lobroekdok aan de andere kant van de buurt een grote verandering ondergaan. Tot voor een paar tientallen jaren was het een dok voor binnenschepen en was het verbonden met het Albertkanaal. Door Oosterweel gaat die verbinding eruit en wordt het een soort vrij liggende waterpartij. Een groot deel van het water verandert in een park, met veel groen en recreatiemogelijkheden. Hoewel dat gebied niet meer echt tot de wijk behoort, zal het er wel een grote troef voor zijn. Zowel de huidige als de nieuwe bewoners zullen daar veel plezier aan beleven.”

Even terug naar de bestaande slachthuishallen. Waarom wilde u die per se behouden?

“Het feit dat de slachthuishallen een belangrijke rol krijgen in het masterplan, heeft niet enkel te maken met hun markante uiterlijk. De slachthuishallen garanderen ook dat er andere functies komen dan alleen maar wonen. Er moet ook ruimte komen voor werken en studeren, en voor vertier en ontspanning. Met alleen maar bewoning en mensen die ’s avonds laat thuiskomen van hun werk, krijg je geen levendigheid en komen er geen kansen voor de buurt. Er moeten grotere trekkers in de wijk zitten die dat mogelijk maken. Net zoals vroeger, toen het slachthuis een slachthuis was voor de hele stad, moet ook de nieuwe slachthuiswijk een betekenis krijgen die groter is dan de buurt op zich. Het nieuwe leven in de slachthuishallen zal daartoe bijdragen. De nieuwe hoogtechnologische campus van AP Hogeschool, met zijn indrukwekkende machines en hordes studenten, zal de hele buurt kansen geven.”

“Weet je, voor veel mensen is het toch nog nodig om de waarde van de stad te benadrukken. Steden zijn niet enkel plekken waar je naar toegaat voor een avondje uit, maar het zijn ook plaatsen waar je kan wonen en waar je kinderen kan grootbrengen. Plekken waar je niet voor vanalles en nog wat de auto moet pakken, maar met de fiets of te voet alles binnen handbereik hebt. Waar je een groter bereik van vrienden en voorzieningen hebt. Waar je parken, natuur vlakbij hebt. Soms moet je, als je stilte en natuur zoekt, in de stad zijn en niet in een verkaveling in de rand. Het kan geen kwaad om dat af en toe te herhalen.”

Ter hoogte van de Lange Lobroekstraat voorziet het masterplan een groot plein. Waarom is dat?

“Den Dam heeft momenteel niet echt een plein en dat voel je. Je voelt dat er in het midden iets mist. Er moet een goed plein komen, vergelijkbaar met de Dageraadplaats in Zurenborg, waar de mensen graag samenkomen. Ter hoogte van de restaurants aan de Lange Lobroekstraat komt het gezellige Lobroekplein, een langgerekt plein langs de restaurants, met ruimte voor terrassen voor de horecazaken, maar ook met een speelfontein, een sportveld en enkele speelaanleidingen. Het plein wordt omzoomd door bloemrijke lindes en sluit aan bij de Kalverwei iets verderop.”

In uw visie staat de publieke ruimte centraal in een stad, nietwaar?

“Als ik door een stad wandel, dan geniet ik ervan om te zien hoe de verschillende, soms heel diverse elementen van die stad in elkaar passen. Telkens weer valt het me op hoe belangrijk de publieke ruimte is. Steeds weer komt het neer op de plekken waar mensen lopen. Een goed plein, een aangename straat, een gezellig park: dat zijn dingen die me bezighouden. Ik beschouw de stad vaak als achtergrond bij de publieke ruimte. Vaak denk ik dat een stad een mooi, levendig decor is bij de verschillende stijlen van mensen. Uiteindelijk draait het om de mensen, nietaar? In een stad wonen heel uiteenlopende gezinnen: alleenstaanden, jonge mensen, oude mensen, mensen met kinderen. Die diversiteit in de bevolking mogen we gerust tonen in het straatbeeld.”

Hoe ziet u dat precies?

“Slachthuis is van oudsher een erg volkse wijk, waar mensen altijd een sterk buurtgevoel hebben gehad. Die identiteit kan opnieuw opleven, ook met de nieuwe bewoners erbij. Er komen voorzieningen voor ouderen. Er komen kleine woningen voor jongeren. Stuk voor stuk woningen die overal dichtbij zijn. Waar je ook zal gaan in de nieuwe buurt, overal zijn er mensen rondom je en leuke parken en pleinen om te verpozen. We willen vooral ook dat er mensen met kinderen kunnen wonen. Daar hebben we iets bijzonders voor bedacht, want de grootste woningen met twee verdiepingen hebben we op de bovenste verdiepingen ingepland, zodat je een soort van rijwoning bovenop appartementen krijgt. Zo ontstaan grotere buitenruimtes en grotere woningen en creëren we een plek waar buren met een verschillende achtergrond en een verschillende levensstijl kunnen samenwonen. Waar ze samen een wijk in de stad kunnen vormen, eigenlijk.”

“Door de nieuwe woningen, de vernieuwde sporthal, de nieuwe school, de groene ruimte en de pleinen gaat de wijk opleven. Dat is belangrijk voor de nieuwe bewoners, maar even zeer voor de mensen die er al wonen. Dat onderstreept de idee dat we de ontbrekende helft van de wijk willen bouwen. Zo krijgen we nog steeds een aparte wijk, met zijn eigen troeven die zo bekend staat in Antwerpen.”

Wat waren voor u de grootste uitdagingen bij het ontwerpen van het masterplan?

“De belangrijkste uitdaging was om het vertrouwen van de omwonenden te winnen. De Slachthuissite is al heel lang een pijnpunt. Er is echt nood aan een verdere ontwikkeling, maar de ideeën die in het verleden werden geopperd, zijn telkens opnieuw afgeketst. Er was te veel scepsis bij de mensen. Daarom hebben we geprobeerd om de buurt zo veel mogelijk bij de plannen te betrekken. Jarenlang hebben we met de omwonenden van gedachten gewisseld om te horen wat zij ervan vonden. Een belangrijk thema voor hen was verkeer. Ik denk dat we daar goed op hebben kunnen antwoorden. Ook met nieuw publiek groen hebben we op die manier een goede bijdrage geleverd. Anderen waren dan weer bezorgd om hun zaak. Gaandeweg hebben we door veel vergaderingen en veel schaven en aanpassen aan het plan, het vertrouwen van de buurt kunnen winnen. Ik denk dat we nu een plan hebben dat de mensen van de buurt overtuigd heeft.”

Stad Antwerpen wil klimaatneutraal zijn tegen 2050. Op welke manier past het masterplan voor Slachthuis in die visie?

“Het klimaatplan van de stad speelt een belangrijke rol in het plan voor Slachthuis. Het is een van de redenen waarom er veel groen moet zijn, zowel publiek als privé. Er moet meer ontharding komen zodat het water in de bodem kan dringen. De plannen zitten ook zo in elkaar dat mensen gestimuleerd worden om vaker de fiets te nemen. We proberen onze gebouwen zo te ontwikkelen dat het een plezier wordt om de fiets eerst te nemen en dat je pas aan de auto denkt als het niet anders gaat.”

“Weet je, Slachthuis is een laaggelegen wijk en dat brengt op zich al met zich mee dat het energievraagstuk belangrijk is. Om te beginnen moeten we spaarzaam omgaan met energie, bijvoorbeeld door compact en aansluitend te bouwen zodat er weinig energie verloren gaat. Het is eigenlijk niet meer dan gezond verstand. Bij de opmaak van het plan hebben we ook ideeën geformuleerd om energie duurzaam op te wekken. Wist je dat de waterzuiveringsinstallatie hier vlakbij ooit is gezien als de start van een warmtenet? Het was zelfs een van de argumenten om hier te beginnen bouwen. Het afvalwater dat gezuiverd moet worden, heeft eigenlijk een vrij hoge temperatuur. Dat zou je met een warmtepomp kunnen oppompen tot een temperatuur die gebruikt kan worden om via een warmtenet de hele wijk te verwarmen.”

Hoe bent u als architect met stadsontwikkeling begonnen?

“Ik ben met stadsontwikkeling begonnen op een ogenblik dat steden in crisis zaten en we alle zeilen moesten bijzetten om ze eruit te halen. We zijn in se geen stedenbouwkundigen, maar architecten. We weten hoe gebouwen in elkaar zitten en dat is volgens ons een stem die gehoord moet worden in stadsontwikkeling. België heeft niet zo veel grote stadsontwikkelingsprojecten: vaak komt het neer op kleine stukjes toevoegen aan gehelen die iets missen, maar die op zich al bestaan en waar talloze actoren al op gewerkt hebben. Vanuit onze expertise als architect gebouwen neerzetten die iets kunnen toevoegen aan die bestaande wijken, dat is wat we altijd hebben willen doen. We zijn architecten die soms meer over pleinen, parken en straten denken, maar we houden de gebouwen in het achterhoofd.”

Hoe zou u uw filosofie samenvatten?

“Voor ons bureau zijn twee begrippen erg van belang. Enerzijds economie, de wetenschap van hoe je met schaarse middelen en grondstoffen toch weelde en luxe kunt creëren. Dat willen we met onze architectuur ook doen: met beperkte middelen toch een meerwaarde, een soort rijkelijkheid, creëren. Dat betekent dat je altijd goed je gezond verstand moet gebruiken. We zijn vaak verbaasd dat vanzelfsprekende antwoorden niet altijd gezien worden. Soms zoeken mensen het te ver. Een tweede begrip dat ons beschrijft, is karakter. Dat slaat op alles wat een gebouw verschillend maakt van een ander: de sfeer die het moet uitstralen of de boodschap die het moet uitdragen. Moet het uitnodigend zijn, of moet het net huiselijk zijn en geborgenheid uitstralen? Stuk voor stuk verschillende karakters die anders uitgebeeld moeten worden. De vraag stellen: welk karakter moet dit gebouw uitdrukken? Dat is wat we willen doen.”

Bij wijze van afsluiter, hoe komt die filosofie naar voren in Slachthuis?

“De grondslag van Slachthuis is eenvoudig en duidelijk: bouwblokken die met elkaar verbonden zijn en een plein en een park vormen. Een heel eenvoudige gedachte, die je gemakkelijk kan onthouden. De bouwblokken zelf, die zijn niet in één worp gebouwd en dat zie je. Het zijn verschillende gebouwen, die ook verschillende manieren van wonen bevatten. Ze bestaan uit grote stukken die elk op zich een eigen verhaal vertellen. Die verschillende manieren van wonen kunnen met een verschillend concept of type te maken hebben, maar ze kunnen ook te maken hebben met waar de zon zit bijvoorbeeld. Zit ze meer aan de binnenkant of net meer buiten? Moeten de terrassen naar het plein gekeerd zijn of meer naar de tuin? Elke keer leidt dat tot een ander gebouw en dus ook tot een heel divers bouwblok.”